-
Bekijk de zinnen. Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden? Duid het juiste antwoord aan.
-
Wat zegt de leraar? Wat zegt de leerling? - oefening 1
Relacionar GruposCombineer de zinnen bij de juiste groep: is het iets wat de leraar zou zeggen of de leerling?
-
Mensen en dingen aanduiden - oefening 2
Completar textoWat zie je daar (niet dichtbij)? Gebruik het juiste aanwijzende voornaamwoord. bv. de boom -> deze boom
-
Mensen en dingen aanduiden - oefening 1
Completar textoWat zie je hier? Gebruik het juiste aanwijzende voornaamwoord. bv. de boom -> deze boom
-
De, het of een - oefening 1
Relacionar GruposIs het de of het? Plaats het woord bij de juiste groep.
-
Woordvolgorde omdraaien - oefening 2
Relacionar ColumnasMaak logische combinaties.
-
Woordvolgorde omdraaien - oefening 1
Relacionar ColumnasMaak logische combinaties.
-
Wanneer? Waar? - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer: op welke plaats doe je de volgende dingen?
-
Van wie is dat? - oefening 1
Completar textoVul het juiste bezittelijke voornaamwoord in. Kijk goed naar het onderwerp van de zin.
-
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd - oefening 2
Completar textoLees de zinnen. Noteer de infinitief van het werkwoord dat je in de zin herkent.
-
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd - oefening 1
Completar textoNoteer telkens de stam van het werkwoord. bijvoorbeeld: werken -> werk
-
Mijn hobby - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de zinsdelen die samen passen. Het gaat hier over hobby's.
-
Waar ben je mee bezig?
Completar textoWaar ben je mee bezig?
-
Werk en beroep
Completar textoWerk en beroep
-
Wat ga je doen? - oefening 1
Completar textoWat ga je doen? Vul de zinnen met "gaan" + infinitief aan. Denk logisch na.
-
Ben je ziek? Ben je gewond? - oefening 2
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met de juiste benaming.
-
Waar doet het pijn? - oefening 2
Completar textoVul de zinnen aan met een lichaamsdeel.
-
Smaken - oefening 2
Relacionar GruposPlaats de woorden bij de meest passende smaak.
-
Kies de correcte vorm van het werkwoord.
-
Eten en drinken - oefening 9
Completar textoWelk woord past het best in de zin? Gebruik de woordenschat van "eten en drinken".
-
Benoem de foto's met de juiste benaming. Noteer ook het lidwoord (bijvoorbeeld: het mes). Gebruik de woordenschat van "servies en bestek".
-
Eten en drinken - oefening 7
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met de juiste benaming. Het gaat hier om de woordenschat van "snacks".
-
Benoem de foto's met de juiste benaming. Noteer ook het lidwoord (bijvoorbeeld: het dessert). Gebruik de woordenschat van "snoep en dessert".
-
Eten en drinken - oefening 5
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met de juiste benaming. Het gaat hier om de woordenschat van "dranken".
-
Benoem de foto's met de juiste benaming. Noteer ook het lidwoord (bijvoorbeeld: de appel). Gebruik de woordenschat van "het fruit".
-
Eten en drinken - oefening 3
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met de juiste benaming. Het gaat hier om de woordenschat van "de groenten".
-
Benoem de foto's met de juiste benaming. Noteer ook het lidwoord (bijvoorbeeld: de boter). Gebruik de woordenschat van "de basisingrediënten".
-
Eten en drinken - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met de juiste benaming. Het gaat hier om de woordenschat van "de maaltijden".
-
Duid de meest logische zin aan.
-
Waar doe je dat? - oefening 2
Completar textoVul de zinnen aan met een gepaste plaats (waar doe je dat?).
-
Thomas legt de weg uit - oefening 2
Mapa InteractivoBenoem de delen aangeduid op de kaart.
-
Hoofdstuk 5 woordenschat - oefening 1
Completar textoVul het juiste lidwoord in.
-
Welke dag is het vandaag? - oefening 3
Relacionar ColumnasCombineer de foto's met het juiste seizoen.
-
Welke dag is het vandaag - oefening 2
Ordenar PalabrasPlaats de maanden in de juiste volgorde.
-
Welke dag is het vandaag? - oefening 1
Ordenar PalabrasPlaats de dagen van de week in de juiste volgorde.
-
Schrijf de getallen correct in woorden. (bijvoorbeeld: 156 = honderdzesenvijftig)
-
Bekijk de afbeeldingen. Schrijf in woorden (geen cijfers!) hoe laat het is. Maak een volledige zin (bijvoorbeeld: "Het is tien uur.").
-
Hoofdstuk 4 woordenschat - oefening 1
Completar textoVul het juiste lidwoord in.
-
Wat is de kleur van ... ? - oefening 2
Completar textoVul de zinnen aan met de juiste kleuren.
-
Hoe ziet hij/zij eruit? - oefening 2
Mapa InteractivoBekijk de foto en benoem de aangeduide delen. Vergeet niet om ook telkens het lidwoord er bij te schrijven (bijvoorbeeld: de bril).
-
Kleding en uiterlijk - oefening 4
CrucigramaVul het kruiswoordraadsel in. Alle woorden gaan over kleding en uiterlijke kenmerken.
-
Bekijk de afbeeldingen. Vul de zinnen verder aan met een ontkenning.
-
Het bijvoeglijk naamwoord - oefening 2
Relacionar ColumnasPlaats het bijvoeglijk naamwoord bij de juiste afbeelding.
-
Splits de woorden in lettergrepen. Schrijf een "-" op de plaats waar de lettergrepen gesplitst worden.
-
Samengestelde zin - oefening 2
Completar textoVul het juiste ontbrekende voegwoord (maar, en, of, want) in.
-
Hoofdstuk 1 - herhaling oef 1
Completar textoVul het juiste lidwoord in.
-
Informatie vragen en geven - 2
Relacionar ColumnasCombineer de juiste afbeelding met het juiste vervoersmiddel.
-
Informatie vragen en geven - 1
Relacionar ColumnasCombineer de juist foto met het juiste werkwoord.
-
De getallen - oefening 2
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met het juiste getal.
-
De computer - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de juiste afbeelding met de juiste benaming.
-
Wat doe je in je vrije tijd? - oefening 1
CrucigramaVul het kruiswoordraadsel in. Zoek telkens de juiste benaming van de hobby die omschreven wordt.
-
Ga je mee? - oefening 2
Completar textoVul de dialoog verder in.
-
Ga je mee? - oefening 1
Completar textoVul de dialoog verder in.
-
We zijn er - oefening 1
Completar textoWaar doe je de volgende dingen? Vul in. bijvoorbeeld: je doet er boodschappen -> in de supermarkt
-
Waar koop je dat? - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer. Waar kan je de volgende dingen kopen?
-
Kleiner dan, groter dan - oefening 2
Completar textoMaak zelf de vergrotende trap van de aangegeven woorden.
-
Kleiner dan, groter dan - oefening 1
Completar textoKies het juiste woord.
-
Allemaal geld - oefening 2
Completar textoVul het woord in dat het best past in de zin. Gebruik de woordenschat van "geld".
-
Allemaal geld - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de juiste afbeelding met de juiste benaming.
-
Geld tellen - oefening 1
Completar textoJe moet gepast betalen. Welke muntstukken en biljetten geef je?
-
Ik ben blij! Ik ben droevig ... - oefening 1
Completar textoVul een woord in dat past bij het gevoel.
-
Hoe voel je je? - oefening 1
Completar textoSchrijf de zin correct. Maak gebruik van de tegenwoordige tijd.
-
Ben je ziek? Ben je gewond? - oefening 1
Completar textoVul het juiste woord in. Het gaat hier om de woordenschat "medicijnen en hulpmiddelen".
-
Bij de dokter - oefening 1
CrucigramaVul het kruiswoordraadsel in.
-
Hoe gaat het met haar? - oefening 1
Completar textoVul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
-
Waar doet het pijn? - oefening 1
Mapa InteractivoBenoem de aangeduide delen van het lichaam. Schrijf er ook telkens het lidwoord voor! (bijvoorbeeld: het hoofd)
-
Smaken - oefening 1
Sopa de letrasZoek de gevraagde woorden in het rooster.
-
De voltooid tegenwoordige tijd - oefening 1
Completar textoSchrijf het werkwoord correct in de voltooid tegenwoordige tijd.
-
Let op! - oefening 1
Completar textoNoteer telkens de gebiedende wijs van de werkwoorden.
-
In een café of restaurant - oefening 1
Completar textoSchrijf de woorden op de juiste plaats.
-
Plaatsen zoeken - oefening 1
Relacionar ColumnasWat zeg je of vraag je in deze situaties? Combineer.
-
Waarom? Omdat! - oefening 1
Completar textoGeef een antwoord op de vragen. Gebruik de informatie die tussen haakjes staat.
-
Wat kan je? Wat moet je? - oefening 2
Ordenar PalabrasZet de woorden op de juiste plaats.
-
Wat kan je? Wat moet je? - oefening 1
Ordenar PalabrasZet de woorden op de juiste plaats.
-
Gebruik van om te - oefening 1
Completar textoVul de zin op de juiste manier aan door gebruik te maken van "om te".
-
Waar doe je dat? - oefening 1
CrucigramaWaar zie je dit? Geef de juiste plaats bij elk afbeelding.
-
Waar is het station? - oefening 1
Relacionar ColumnasVerbind de juiste zin met de juiste tekening.
-
Thomas legt de weg uit - oefening 1
CrucigramaLos het kruiswoordraadsel op.
-
Meervouden vormen - oefening 1
Completar textoSchrijf telkens het gevraagde meervoud.
-
Er hangt, er ligt, er zit, er staat - oefening 1
Completar textoMaak zinnen met de onderstaande elementen. Gebruik "er" in de zinnen.
-
Waar hangt mijn jas? - oefening 1
Completar textoVul de zinnen in. Kies uit de werkwoorden "hangen", "zitten", "staan" en "liggen".
-
Tellen boven twintig - oefening 1
Completar textoSchrijf de getallen in woorden.
-
Werkwoorden in twee delen splitsen - oefening 1
Completar textoSchrijf de scheidbaar samengestelde werkwoorden correct.
-
De klok lezen - oefening 1
Completar textoVul de juiste tijdsaanduiding in woorden in (bijvoorbeeld: 18u45 = kwart voor zeven).
-
Hoe laat is het? Hoelang duurt het? - oefening 2
Relacionar ColumnasCombineer om duidelijk te maken hoelang iets duurt (bijvoorbeeld: 60 seconden = 1 minuut).
-
Bekijk de afbeeldingen en schrijf hoe laat het is. Let op: schrijf in zinnen (bijvoorbeeld: Het is twee uur.)
-
Hoe vaak doe je iets? - oefening 1
Completar textoVul de tekst in met de juiste woorden (altijd, soms, nooit ... ) om aan te geven hoe vaak je iets doet.
-
Heel, veel, heel veel - oefening 1
Completar textoVul de zinnen aan met "heel", "veel" of "heel veel".
-
Wat is de kleur van ... ? - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de afbeeldingen met de juiste kleur.
-
Bekijk de foto's en beschrijf hoe het weer op de foto is. Denk eraan: een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
-
Hoe ziet hij/zij eruit? - oefening 1
Completar textoVul het juiste woord in.
-
Kleding en uiterlijk - oefening 5
Relacionar ColumnasOp de foto's zie je enkele details van kledingstukken. Combineer de foto's met de juiste benaming.
-
Kleding en uiterlijk - oefening 3
Relacionar ColumnasCombineer de foto van een uiterlijk kenmerk met de juiste benaming van dat kenmerk.
-
Kleding en uiterlijk - oefening 2
Relacionar ColumnasCombineer de foto van een accessoire met de juiste benaming van dat accessoire.
-
Kleding en uiterlijk - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de foto van een kledingstuk met de juiste benaming van dat kledingstuk.
-
De ontkenning - oefening 1
Completar textoVul in: geen of niet.
-
Bekijk de foto's. Geef aan waar het gevraagde zich bevindt.
-
Het bijvoeglijk naamwoord - oefening 1
Completar textoSchrijf het bijvoeglijk naamwoord correct.
-
Lettergrepen - oefening 1
Relacionar ColumnasVorm terug het juiste woord door de lettergrepen met elkaar te combineren.
-
Waar woon je? - oefening 3
Completar textoGebruik de woordenschat van "het huis" om de zinnen in te vullen.
-
Waar woon je? - oefening 2
Relacionar ColumnasWaar in huis is dit? Combineer de afbeeldingen met de juiste plaats in huis.
-
Beantwoord de vragen. Gebruik de woordenschat van "het huis".
-
De samengestelde zin - oefening 1
Completar textoVul de ontbrekende voegwoorden (en, of, maar, want) in.
-
Mijn familie - oefening 2
Completar textoLees de zinnen. Klik op het ontbrekende woord om de zin te vervolledigen.
-
Mijn familie - oefening 1
Mapa InteractivoJij bent de jongen in het midden op de foto. Benoem de rest van je familie.
-
Mijn gezin - oefening 1
Mapa InteractivoJij bent de baby op de foto. Benoem de rest van je gezin.
-
De getallen - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer de juiste foto met het juiste getal.
-
Werkwoorden vervoegen - oef 2
CrucigramaVul het juiste werkwoord in.
-
Werkwoorden vervoegen - oef 1
Completar textoVul het werkwoord in de correcte vorm in.
-
De boekentas en de klas - oef2
Relacionar ColumnasIn de klas: combineer het juiste woord met de juiste afbeelding.
-
De boekentas en de klas - oef1
Relacionar ColumnasIn de boekentas: combineer het juiste woord met de juiste afbeelding.
-
Wie ben je? Wat heb je? - oef3
Relacionar ColumnasCombineer de juiste persoon met de juiste vervoeging van hebben.
-
Wie ben je? Wat heb je? - oef2
Relacionar ColumnasCombineer de juiste persoon met de juiste vervoeging van zijn.
-
Wie ben je? Wat heb je? - oef1
Completar textoVul in met de juiste vervoeging van "hebben" of "zijn".
-
Hallo, hoe gaat het? - oef 2
Relacionar ColumnasVul het juiste persoonlijke voornaamwoord in.
-
Duid de juiste persoonlijke voornaamwoorden aan.
-
Woorden en zinnen - oefening 2
Ordenar PalabrasZet de woorden op de juiste plaats om een goede zin te vormen.
-
Duid telkens aan wat er gevraagd wordt.
-
Wie ben jij? - oefening 1
Relacionar ColumnasCombineer het land met de juiste hoofdstad.
-
Het alfabet - oefening 4
Ordenar PalabrasRangschik de woorden alfabetisch.
-
Het alfabet - oefening 3
Completar textoVul de ontbrekende letters in.
-
Het alfabet - oefening 2
Completar textoVul de ontbrekende letters van het alfabet in.
-
Het alfabet - oefening 1
Ordenar PalabrasSorteer de letters in de juiste volgorde.
-
Maanden
Relacionar ColumnasVerbind de juiste maanden met het juiste nummer.
-
Speciale gelegenheden
Relacionar ColumnasSpeciale gelegenheden
-
Lang zal ze leven
Completar textoLang zal ze leven