New Activity
Play Quiz
1. 
Met spotprenten maakten de Patriotten mensen belachelijk. Wie maakten zij belachelijk?
A.
De dorpelingen
B.
Oranjegezinden
C.
Andere Patriotten
D.
De Fransen
2. 
Hoe heet de soort krant die de Patriotten gebruikten?
A.
Pamfletten
B.
Aflaat
C.
Capellen
3. 
Wie vonden dat de stadshouders meer macht moesten hebben?
A.
De Bataven
B.
De Oranjegezinden
C.
De Patriotten
4. 
Wie bestuurde de Republiek
A.
Lodewijk
B.
Napoleon
C.
Willem V
D.
De Patriotten
5. 
Wie zeiden: 'Kom op voor je Patria.'
A.
De kinderen
B.
De Patriotten
C.
De Patriatten
D.
De Fransen
6. 
Wat was een andere naam voor Patriotten?
A.
Gazelles
B.
Bataven
C.
Taladen
D.
Bavianen
7. 
Wie maakten de Patriotten belachelijk?
A.
Nasi
B.
Nassau
C.
Oranje
D.
Oranjegezinden
8. 
Hoe dachten de burgers over Willem V?
A.
Hij deed niet genoeg
B.
Hij at te veel taart
C.
Hij hield meer van zijn zwijnen dan van het volk
D.
Ze hadden niets te klagen
9. 
Naar wie luisterden de regenten?
A.
De burgers
B.
De Oranjegezinden
C.
De stadshouders
10. 
Welke stoffen waren het duurst in de 18e eeuw?
A.
Kleurstoffen
B.
Leer
C.
Zijde
D.
Katoen
11. 
Hoe werd een rijke vader nog rijker?
A.
Hij kocht een fabriek
B.
Hij kocht een baan voor zijn kind
C.
Hij handelde met Engeland
12. 
Wie waren er erg corrupt na de Gouden Eeuw?
A.
Burgers
B.
Boeren
C.
Regenten
D.
Arme stakkers
13. 
Hoe waren arme mensen te herkennen?
A.
Ze waren lelijk
B.
Ze droegen kleurloze kleding
C.
Ze droegen voornamelijk roze en blauwe kleding
D.
Ze droegen kleding zonder knopen
14. 
Hoe noem je de Franse leefregels
A.
Etiket
B.
Etiquette
C.
Fransiquette
D.
Anti verveel regels
15. 
Hoe werden de regenten rijk?
A.
Ze verkochten hun kinderen
B.
Ze gingen bedelen
C.
Ze verkochten aandelen
D.
Ze gingen stelen
16. 
In welk jaar was de tijd van de pruiken en revoluties
A.
1600-1700
B.
1700-1800
C.
1800-1900
17. 
Welk land was het machtigst op zee
A.
Frankrijk
B.
Nederland
C.
Engeland
D.
Mexico
18. 
Hoe noemen we de tijd van de pruiken en revoluties?
A.
De Gouden Eeuw
B.
De Franse Tijd
C.
De Tijd van democratie
19. 
Waar trokken de meeste mensen naar toe?
A.
Platteland
B.
Steden
C.
Sloppenwijken
20. 
Welke twee landen dreven meer handel dan Nederland
A.
Engeland & Frankrijk
B.
Frankrijk & Duitsland
C.
Mexico & Canada
21. 
Waarom stonk het zo in de stad?
A.
Ze poepten in de grachten
B.
Ze gooiden hun afval in de grachten
C.
Ze gooiden bedorven planten weg
D.
Door de vogelpoep
22. 
Waarom gingen ze naar buitenhuizen?
A.
Ze vonden het lekker
B.
Om te laten zien dat ze rijk waren
C.
Het was 's zomers erg smerig in de stad
23. 
Waarom vierden ze in 1795 feest?
A.
Ze hadden een tank uitgevonden
B.
De Bataven versloegen de Nederlanders
C.
De mensen waren vrij
24. 
Wat was de naam van de nieuwe Republiek?
A.
De Bataafse Republiek
B.
De Beschaafde Republiek
C.
De Patriotische Republiek
25. 
Wie waren in 1795 de baas in Nederland?
A.
Katholieken & Joden
B.
De Patriotten
C.
De Bataven & Fransen
26. 
Waar vandaan kwam de hulp tegen de Republiek
A.
Noorden
B.
Oosten
C.
Zuiden
27. 
Wat is een revolutie?
A.
Snelle vergadering
B.
Snelle verandering
C.
Verandering
D.
Tijd van de pruiken
28. 
Waar vluchtte Willem V naar toe?
A.
Den Haag
B.
Amsterdam
C.
Utrecht
D.
Nijmegen
29. 
Wat deed Wilhelmina in 1787?
A.
Vroeg haar broer om te helpen
B.
Vroeg haar oom om hulp
C.
Vroeg haar vader om hulp
D.
Vroeg haar neef om hulp
30. 
Wat is de Bastille?
A.
Het huis van de koning
B.
Een school
C.
Een gevangenis
D.
Een caf'e
31. 
Hoe zagen de pruiken van de mannen er na de Gouden Eeuw uit?
A.
Stijl
B.
Krullend
C.
Stekels
32. 
Wat voor kleding droegen de vrouwen na de Gouden Eeuw?
A.
Hoekrokken
B.
Hoepelrokken
C.
Jurken
D.
Badjassen
33. 
Wat deden de mensen bij hun buitenhuizen?
A.
Gedichten lezen, tekenen en muziek maken
B.
Boeken lezen, computeren en tikkertjes spelen
C.
Muziek maken, vissen en varen