1
.
Wij
zitten
met
zijn
tweetjes
op
de
____________________
.
Nu
glijden
we
snel
naar
beneden
.
2
.
Mijn
oren
zijn
koud
.
Ik
ga
snel
mijn
____________________
halen
.
3
.
Het
water
van
de
vijver
is
helemaal
bevroren
,
het
is
____________________
geworden
.
4
.
Er
dwarrelen
allemaal
witte
vlokjes
naar
beneden
.
Het
____________________
!
5
.
Het
is
glad
op
straat
,
daarom
strooien
de
mensen
____________________
.
6
.
Ik
wil
snel
naar
de
overkant
van
het
bevroren
meer
.
Ik
haal
mijn
____________________
.
7
.
Piet
en
ik
rollen
grote
ballen
van
sneeuw
.
Wij
maken
een
____________________
.
8
.
Nu
proberen
we
de
sneeuwman
omver
te
gooien
met
____________________
.