New Activity
Play Froggy Jumps
1. Wat is de betekenis van een rotormachine?
A
Een apparaat dat codetaal kan schrijven.
B
Een apparaat dat hout in stukken zaagt.
C
Een apparaat dat ronde vormen snijdt.
2. Wat is de betekenis van decoderen?
A
Nieuwe installaties op de computer downloaden.
B
Een codetaal ontcijferen.
C
Je computer opnieuw opstarten.
3. Wat is de betekenis van de geallieerden?
A
Tegenstanders van Duitsland
B
Duitsers
C
Japanners
4. Wat is de betekenis van onschatbare waarde?
A
Ze kunnen de waarde niet inschatten.
B
Niet te betalen.
C
Zeer waardevol.
5. Wat is de betekenis van het blindenalfabet?
A
Blinden leren het alfabet.
B
Een alfabet voor blinden.
C
Letters die de blinden kunnen lezen.
6. Wat is betekenis van een instituut?
A
Een instelling
B
De overheid.
C
Een organisatie voor buitenschoolse activiteiten.
7. Wat is de betekenis van braille?
A
Een bepaalde manier van breien.
B
Een deel van het menselijk been tussen heup en knie.
C
Het blindenalfabet, dat bestaat uit bobbeltjes die door een vlak oppervlak druken.
8. Wat is de betekenis van reliëf?
A
Een gebergte.
B
Bobbeltjes die door het vlakke papier drukken.
C
opluchting.
9. Wat wordt er bedoeld met tweeklanken?
A
Klanken die uit twee letters bestaan.
B
Twee woorden.
C
Twee verschillende geluiden.
10. Wat wordt er bedoeld met leestekens?
A
Die geven aan als iemand iets letterlijk zegt.
B
Een teken dat je moet gaan lezen.
C
Een teken om de leesbaarheid te verbeteren, zoals een vraagteken.
11. Wat wordt er bedoeld met stamt uit?
A
De boomstam.
B
Komt uit.
C
Ergens heel hard op stampen.
12. Wat is de betekenis van geëvolueerd?
A
De evolutie.
B
Zich geleidelijk ontwikkelen.
C
Het volume harder zetten.
13. Wat wordt er bedoeld met standaardiseren?
A
gelijkmaken.
B
De juistheid controleren.
C
alle vormen toepassen.
14. Wat is de betekenis van een kolonisatie?
A
Andere culturen leren kennen.
B
Schepen die over zee varen.
C
Het vestigen van nederzettingen in veroverd gebied.
15. Wat is de betekenis van elders?
A
Anders.
B
Dichtbij.
C
Ergens anders, niet hier.
16. Wat wordt er bedoeld met onregelmatigheden?
A
Het is niet regelmatig.
B
Het toepassen van matige regels.
C
De regels zijn niet goed uitgelegd.