Oefening
1
:
Ik
heb
36
appels
.
Ik
heb
6
kinderen
.
Hoeveel
appels
krijgt
elk
kind
?
Elk
kind
krijgt
____________________
appels
.
Oefening
2
:
De
boer
heeft
40
eieren
.
Hij
verdeelt
ze
onder
6
klanten
.
Hoeveel
krijgt
elke
klant
?
Elke
klant
krijgt
____________________
eieren
.
Oefening
3
:
Een
kind
heeft
35
snoepen
.
Hij
verdeelt
ze
onder
7
vriendjes
.
Hoeveel
krijgt
elk
vriendje
?
Elke
vriendje
krijgt
____________________
snoepen
.
Oefening
4
:
De
boer
heeft
10
kippen
.
Hij
verkoopt
zijn
kippen
aan
2
andere
boeren
.
Hoeveel
kippen
krijgt
elke
boer
?
Elke
boer
krijgt
____________________
kippen
.
Oefening
5
:
Ik
heb
12
rozen
.
Ik
verdeel
die
rozen
onder
4
mama's
.
Hoeveel
rozen
krijgt
elke
mama
?
Elke
mama
krijgt
____________________
rozen
.
Oefening
5
:
Ik
heb
45
druiven
.
Ik
verdeel
de
druiven
onder
5
vriendjes
.
Hoeveel
druiven
krijgt
elk
vriendje
?
Elk
vriendje
krijgt
____________________
druiven
.
Oefening
6
:
De
kat
heeft
24
muizen
.
Hij
verdeelt
zijn
muizen
over
6
andere
katten
.
Hoeveel
muizen
krijgt
elke
kat
?
Elke
kat
krijgt
____________________
muizen
.
Oefening
7
:
De
boer
heeft
72
bomen
staan
.
Hij
verkoopt
de
bomen
aan
9
personen
.
Hoeveel
bomen
krijgt
elke
persoon
?
Elke
persoon
krijgt
____________________
bomen
.
Oefening
8
:
Er
lopen
64
konijntjes
.
De
konijntjes
worden
aan
8
kindjes
verkocht
.
Hoeveel
konijnen
krijgt
elk
kind
?
Elk
kindje
krijgt
____________________
konijntjes
.
Oefening
9
:
Er
vliegen
15
vlinders
in
de
lucht
.
Elk
kindje
vangt
5
vlinders
.
Hoeveel
kindjes
vangen
er
vlinders
?
Er
vangen
____________________
kindjes
vlinders
.
Oefening
10
:
Er
lopen
48
geiten
in
de
weide
.
De
geiten
worden
aan
8
personen
verkocht
.
Hoeveel
geiten
krijgt
elke
persoon
?
Elke
persoon
krijgt
____________________
geiten
.