Zus lust zeker geen kool.
Mijn feestje is in het water gevallen.
Zus praat almaar door.
Ik wil het prettig maken in huis.
Ik heb geen oren.
Mijn zus is een wijsneus.
Ik help je altijd en overal.
Ze denkt dat ze alles beter weet.
Ma neemt de krant uit de brievenbus.
Dat is een vreemde man.
Ik luister niet.
Ma haalt de krant uit de bus.
Mijn feestje gaat niet door.
Dat is een rare snuiter.
Zus eet met lange tanden.
Zus heeft een lange tong.
Ik wil het zonnetje in huis zijn.
Ik help je door dik en dun.
