De
____________________
van
het
water
.
Boven
het
land
verdampt
water
uit
zeeën
,
____________________
en
meren
door
de
warmte
van
de
____________________
.
Ook
uit
____________________
verdampt
water
.
De
waterdamp
stijgt
en
vormt
____________________
.
Als
die
op
____________________
plaatsen
komen
,
kan
het
water
tot
kleine
regendruppels
condenseren
.
Bij
verdere
afkoeling
van
de
wolken
valt
er
neerslag
terug
in
de
zeeën
(
of
oceanen
)
of
op
het
land
.
Neerslag
kan
zijn
:
regen
,
____________________
of
hagel
.
Een
deel
van
de
____________________
komt
langs
rivieren
en
meren
(
oppervlaktewater
)
en
langs
de
bodem
(
grondwater
)
terug
in
de
____________________
.