New Activity
Play Quiz
1. 
Onze vrienden hebben een nieuwe tv gekocht.
A.
hebben
B.
gekocht
2. 
De volgende ochtend werd de dader urenlang ondervraagd.
A.
werd
B.
ondervraagd
3. 
Wij konden gisteren jammer genoeg niet gaan zwemmen
A.
konden
B.
gaan
C.
zwemmen
4. 
De gevallen vaas is in duizend stukken gebroken.
A.
gevallen
B.
is
C.
gebroken
5. 
De vergrote foto moet aan de geschilderde muur hangen.
A.
vergrote
B.
moet
C.
geschilderde
D.
hangen
6. 
De geschrokkken burgemeester probeerde de verhitte gemoederen te sussen.
A.
geschrokken
B.
probeerde
C.
verhitte
D.
sussen