New Activity
Play Map Quiz
1.

de lente

2.

de zomer

3.

de herfst

4.

de winter

5.

de regen - het regent

6.

de sneeuw - het sneeuwt

7.

de zon - de zon schijnt

8.

het onweer - het onweert

9.

de wolk(en) - het is bewolkt

10.

de wind - het waait

11.

de hagel - het hagelt

12.

de mist - Het is mistig

13.

de bliksem - Het bliksemt (en het dondert)

14.

de regenboom

15.

een plas water

16.

Het is koud

17.

Het is warm

18.

Het ijs - Er is ijs op de wegen