Een
ander
woord
voor
jaargetijde
is
een
____________________
.
De
lente
begint
op
21
____________________
.
Met
een
____________________
meet
je
de
duur
van
een
activiteit
door
hem
om
te
draaien
.
Wat
nog
moet
komen
,
is
de
____________________
.
Wat
voorbij
is
,
noemen
we
het
____________________
.
Wat
nu
gebeurt
,
is
het
____________________
.
Een
klein
kindje
dat
kan
stappen
,
maar
nog
niet
naar
school
gaat
is
een
____________________
.
Wie
voor
het
eerst
naar
school
gaat
,
is
een
____________________
.
Met
een
____________________
kan
je
aan
de
hand
van
de
stand
van
de
zon
het
juiste
uur
aflezen
.
De
aarde
draait
om
de
zon
in
1
____________________
.
De
aarde
draait
om
haar
eigen
as
in
1
____________________
of
24
____________________
.
In
welk
seizoen
valt
Kerstmis
?
In
de
____________________
.
In
welk
seizoen
valt
de
grote
vakantie
?
In
de
____________________
.