New Activity
Play Quiz
1. 
Waar vindt filtratie plaats?
A.
Lis van Hendle
B.
distale tubulus
C.
malpighilichaampje
D.
medulla
2. 
Wat is de functionele eenheid van de nier?
A.
cortex
B.
medulla
C.
nierpapil
D.
nefron
3. 
Hoeveel voorurine produceren de nieren in 24 uur?
A.
200 liter
B.
180 liter
C.
10 liter
D.
1,5 liter
4. 
Welke stof vinden we NIET terug in normale urine?
A.
ureum
B.
vitamine C
C.
glucose
D.
natrium
5. 
Wat is de werking van erytropoeine?
A.
Stimuleert het beenmerg
B.
stimuleert de bijnier
C.
stimuleert de hypofyse
D.
stimuleert de hartactie
6. 
Wat is de cortex van de nier?
A.
niermerg
B.
nierbekken
C.
nierschors
D.
nierpyramide
7. 
Wat wordt bedoeld met terugresorptie?
A.
Het afgeven van stoffen vanuit het bloed naar het nierkanaaltje dmv passief transport
B.
Het terugbrengen van stoffen naar het bloed dmv actief transport
C.
Het afgeven van stoffen vanuit het bloed naar het nierkanaaltje dmv actief transport
D.
Het terugbrengen van stoffen naar het bloed via passief transport
8. 
Wat is het effect van een toename van aldosteron op de nieren?
A.
Stimuleert de terugresorptie van Natrium
B.
Stimuleert de terugresorptie van Kalium
C.
Stimuleert de terugresorptie van ureum
D.
Stimuleert de terugresorptie van vitamine C
9. 
Een toename van renine zorgt voor ...
A.
stijging van de loeddruk
B.
daling van de bloeddruk
C.
daling van de ultrafiltratie
D.
vasodilatatie
10. 
Hoeveel urethra"s heeft een gezond mens?
A.
1
B.
2
C.
3
D.
4
11. 
Wat is het effect van ADH op de nieren?
A.
Meer water wordt teruggeresorbeerd naar het bloed
B.
Minder water wordt teruggeresorbeerd naar het bloed
C.
Meer water komt terecht in de verzamelbuis
D.
geen van bovenstaande antwoordenis juist
12. 
Wat is een normaal bestanddeel van voorurine?
A.
eiwitten
B.
rode bloedcellen
C.
natrium
D.
bloedplaatjes