New Activity
Play Quiz
1. 
Kies een neutraal woord voor pillendraaier.
A.
apotheker
B.
dokter
C.
farmaceut
2. 
Zo blind als een mol zijn. Is dat een eufemisme of een dysfemisme?
A.
eufemisme
B.
dysfemisme
3. 
Dysfemisme of eufemisme: Marjolein kan niet deelnemen aan de zwemles, want ze heeft haar vrouwelijke ongemakjes.
A.
dysfemisme
B.
eufemisme
4. 
Geef een eufemisme voor het neutrale woord WC of toilet. Meerdere juiste antwoorden.
A.
de pot
B.
de kakstoel
C.
het kleinste kamertje
D.
het gemak
5. 
Gisteren was die peuter de hele dag aan het janken. Duid de neutrale woorden voor janken aan.
A.
grienen
B.
wenen
C.
huilen
D.
snotteren
6. 
Wat betekent de dysfemistische uitdrukking: zo blind als een mol zijn? Meerdere mogelijkheden zijn juist.
A.
bijziend
B.
slechtziend
C.
blind zijn
7. 
Wat is een interieurverzorgster? Meerdere antwoorden zijn juist.
A.
een architecte
B.
schoonmaakster
C.
reinigster
D.
werkster
8. 
Geef een eufemistische uitdrukking voor: het eten was niet te pruimen?
A.
het eten was lekker
B.
het eten was helemaal niet lekker
C.
het was niet naar mijn smaak
9. 
Leonie zag dat ze gebuisd was. Hoe druk je dat eufemistisch uit?
A.
Leonie was niet geslaagd.
B.
Leonie had een onvoldoende.
C.
Leonie had bijna een voldoende.
10. 
Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt: toen we 2 uur na het afgesproken uur aan de bus kwamen, zei de leraar: 'Jullie zijn precies op tijd ...'
A.
hyperbool
B.
eufemisme
C.
understatement
D.
ironie
11. 
Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt: toen mama mijn kaalgeschoren hoofd zag zei ze: 'Goh, wat ben jij knap.'
A.
dysfemisme
B.
understatement
C.
ironie
D.
hyperbool
12. 
Welke stijlfiguur wordt hier gebruikt: mijn hart breekt als ik die kleine moet achterlaten.
A.
understatement
B.
hyperbool
C.
ironie
D.
dysfemisme
13. 
Welke stijfiguur wordt hier gebruikt: dankzij deze charmante dame ben ik destijds in de gevangenis beland.
A.
hyperbool
B.
dysfemisme
C.
ironie
D.
understatement
14. 
Welke stijfiguur wordt hier gebruikt: typisch Belgisch klimaat. ALTIJD natigheid!
A.
understatement
B.
ironie
C.
hyperbool
D.
dysfemisme
15. 
Welke stijlfiguur wordt gebruikt: 'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leerkracht tegen een zeer verlegen meisje.
A.
ironie
B.
hyperbool
C.
understatement
D.
eufemisme