1
.
Vroeger
____________________
(
inenten
)
men
alle
kinderen
in
tegen
pokken
.
2
.
Pas
op
dat
je
die
buisjes
met
bloed
niet
____________________
(
verwisselen
)
.
3
.
Hij
____________________
(
aanwenden
)
allerlei
middelen
____________________
om
zijn
doel
te
bereiken
.
4
.
Ik
heb
me
de
vrijheid
____________________
(
veroorloven
)
,
een
paar
verbeteringen
aan
te
brengen
.
5
.
Van
de
____________________
(
vluchten
)
gevangenen
konden
er
maar
twee
opnieuw
opgepakt
worden
.
6
.
De
vereniging
voor
de
bescherming
van
dieren
____________________
(
strijden
)
al
jarenlang
voor
een
dierenwet
.
7
.
Pas
op
,
die
tak
is
helemaal
____________________
(
vermolmen
)
.
8
.
De
oude
zeeman
voelde
zich
zeer
____________________
(
vereren
)
.
9
.
De
jongen
keek
niet
goed
uit
en
trapte
in
een
____________________
(
verroesten
)
spijker
.
10
.
Het
regende
dat
het
goot
,
maar
wij
____________________
(
troosten
)
ons
met
de
gedachte
dat
de
vakantie
pas
begonnen
was
.