New Activity
Play Quiz
1. 
Gaat het om plagen of pesten?
A.
plagen
B.
pesten
2. 
Plagen of pesten?
A.
Plagen
B.
pesten
3. 
Plagen of pesten?
A.
plagen
B.
Pesten
4. 
Duid aan wat bij plagen hoort.
A.
Eén tegen allen.
B.
Duurt lang.
C.
Spelletje.
D.
Onschuldig.
5. 
Duid aan wat bij pesten hoort.
A.
Gelijke strijd.
B.
Onveilig klimaat.
C.
Langdurige gevolgen.
D.
Iemand kwetsen.
6. 
Geef een ander woord voor 'Getuigen'.
7. 
Noteer de 3 partijen die betrokken zijn bij het pesten.
8. 
Waar of niet waar? Jongens pesten meer dan meisjes.
A.
Waar
B.
Niet waar
9. 
Waar of niet waar? Eigenlijk zijn de meelopers lafaards.
A.
Waar
B.
Niet waar
10. 
Duid aan wat hoort bij lichamelijk pesten.
A.
De jas kapot trekken.
B.
Iemand laten struikelen.
C.
Scheldwoorden gebruiken.
D.
Aan de haren trekken.
11. 
Wat hoort bij verbaal pesten?
A.
Iemand verwijten.
B.
Iemand een bijnaam geven bv. sproetenkop.
C.
Iemand volgen met de fiets.
D.
Iemand vragen om jouw huiswerk te maken.
12. 
Wat hoort bij materieel pesten?
A.
Iemands pennenzak in de vuilnisbak gooien.
B.
Iemand achtervolgen.
C.
Cyberpesten.
D.
Iemands jas opzettelijk kapot scheuren.
13. 
Wat hoort bij sociale isolatie/uitsluiting?
A.
Iemand stalken.
B.
Iemand laten struikelen.
C.
Iemand niet uitnodigen op een feestje, terwijl de rest wel mag komen.
D.
Iemand negeren.
14. 
Wat hoort bij achtervolging?
A.
Iemand stalken.
B.
Iemand laten struikelen.
C.
Iemand volgen met de fiets.
D.
Iemand negeren.
15. 
Wat hoort bij afpersing?
A.
Iemand jouw huiswerk laten maken.
B.
Iemand vragen om geld te stelen van z'n ouders om aan jou te geven.
C.
Iemand niet uitnodigen op een feestje, terwijl de rest wel mag komen.
D.
Cyberpesten.
16. 
Welke vormen van pesten komen voor in het volgende filmpje?
A.
Materieel pesten.
B.
Cyberpesten.
C.
Lichamelijk pesten.
D.
Verbaal pesten.