New Activity
Ico create Educaplay New Activity
All the activities
Play Quiz
1. 
Hoe merk je volgens klein Duimje dat je verliefd bent.
A.
Je benen gaan wapperen.
B.
Je wordt vrolijk.
C.
Je gaat raar praten.
D.
Je krijg kriebels in je buik.
E.
Je gaat blozen.
2. 
Waardoor krijg je kriebels in je buik volgens Roodkapje?
A.
Omdat je honger hebt.
B.
Omdat je op de kermis bent.
C.
Omdat je bang bent.
3. 
Welke raad geeft Langnek aan klein Duimpje?
A.
Echte verliefdheid kent geen grenzen.
B.
Echte verliefdheid bestaat niet.
C.
Echt verliefdheid heeft geen haast.
4. 
Wie leidde dit sprookjesverhaal in?
A.
Langnek
B.
de sprookjesboom
C.
klein Duimpje
D.
de fakir
5. 
Wie speelde er allemaal mee in dit verhaal?
A.
Langnek
B.
klein Duimpje
C.
Roodkapje
D.
de heks
E.
de reus
F.
de fakir
6. 
Met wat vergelijkt de fakir in zijn gedichtje Roodkapje?
A.
een vlinder
B.
een kikker
C.
een tovenaar
7. 
Waarmee moet fakir klein Duimpje helpen?
A.
Met een liefdesgedicht te maken.
B.
Met een toverformule te zoeken.
C.
Met een verliefdheidsdrankje te brouwen.
8. 
Wat verlies je volgens Fakir eerst en wat daarna?
A.
Eerst je hoofd en dan je benen.
B.
Eerst je hart en dan je verstand.
C.
Eerst je gezicht en dan je tenen.
9. 
Wat bedoelt de fakir met 'De zoetekoek is nog niet op'?
A.
Zijn liefdesgedicht is nog niet gedaan.
B.
Er is nog een stukje taart over van gisteren.
C.
Hij heeft nog wat zoete koeken in de keuken voor klein Duimpje.
10. 
Waarmee eindigt dit sprookjesverhaal?
A.
Roodkapje en klein Duimpje gaan rijmpjes maken.
B.
Roodkapje en klein Duimpje zijn verliefd.
C.
Klein Duimpje verzit zelf een liefdesgedicht.