1
Wanneer twee metalen stukken op elkaar staan onder een hoek van 90 graden zeggen we dat deze stukken ..................... op elkaar staan
2
Een hoek van 180 graden noemen we een ..................... hoek
3
De oppervlakte van een cirkel bereken je door Pi te vermenigvuldigen met de straal in het ....................... .
4
De omtrek van een cirkel bereken je door 2 maal Pi maal de ..............
5
Wanneer we een hoek meten moeten we dit deel van de geodriehoek op het hoekpunt van de hoek leggen. Hoe noemt dit deel?
6
De oppervlakte van een driehoek bereken je door de basis maal de ................ te delen door twee
7
De omtrek van een rechthoek bereken je door de BREEDTE +de ................. te vermenigvuldigen maal twee
8
een hoek die groter is dan 90 graden is een ..................... hoek
9
De omtrek van een ruit bereken je door de lengte van één .......... te vermenigvuldigen met vier