Een
volwassen
mens
heeft
ongeveer
____________________
liter
bloed
.
Nadat
het
bloed
in
de
____________________
rondgedraaid
heeft
,
kan
je
drie
lagen
zien
.
1
/
In
de
rode
laag
zitten
de
____________________
____________________
(
of
erythrocyten
)
.
Het
zijn
dunne
ronde
schijfjes
met
verdikte
rand
zonder
kern
.
De
rode
bloedcellen
nemen
____________________
op
in
de
longblaasjes
en
transporteren
dit
naar
alle
lichaamsdelen
.
Het
eiwit
dat
hiervoor
zorgt
,
heet
hemoglobine
.
Hemoglobine
heeft
een
ijzeratoom
dat
____________________
bindt
in
de
longblaasjes
en
weer
afstaat
in
de
cellen
.
In
de
cellen
neemt
hemoglobine
koolstofdioxide
op
en
vervoert
dit
naar
de
longen
waar
de
cyclus
weer
opnieuw
kan
beginnen
.
____________________
bloed
heeft
een
rode
kleur
terwijl
____________________
bloed
dat
koolstofdioxide
bevat
,
eerder
____________________
van
kleur
is
.
Wie
aan
bloedarmoede
lijdt
(
bv
.
na
het
bloedgeven
)
,
heeft
een
tekort
aan
rode
bloedcellen
.
Ijzerpilletjes
kunnen
dit
verhelpen
(
van
der
Zel
,
2017
)
.
2
/
In
de
____________________
laag
zitten
er
twee
bestanddelen
.
De
leukocyten
of
____________________
____________________
vormen
een
belangrijke
onderdeel
van
ons
immuunsysteem
.
Zij
zijn
zo
flexibel
dat
ze
zich
door
de
wand
van
vaten
en
door
weefsels
heen
kunnen
bewegen
.
Door
een
proces
,
fagocytose
(
celvraat
)
genoemd
,
kunnen
ze
bacteriën
en
virussen
doden
.
Dit
houdt
in
dat
een
____________________
____________________
de
schadeverwekker
als
het
ware
insluit
en
de
bacterie
/
het
virus
dan
inwendig
vernietigt
.
De
____________________
(
of
trombocyten
)
zorgen
ervoor
dat
het
bloed
stolt
wanneer
er
een
lek
zit
in
het
bloedvatenstelsel
.
Ze
geven
bij
schade
een
eiwit
vrij
.
Dit
eiwit
maakt
dat
het
stollingseiwit
(
fibrinogeen
)
dat
zich
in
het
plasma
bevindt
,
draden
zal
vormen
die
aan
elkaar
klitten
(
bloedkoek
)
.
Op
die
manier
krijg
je
een
____________________
op
je
wonde
.
3
/
De
gele
laag
wordt
het
____________________
genoemd
.
Het
____________________
bestaat
voor
ongeveer
de
helft
uit
water
dat
als
een
oplosmiddel
dient
voor
voedingsstoffen
,
zouten
,
eiwitten
,
hormonen
en
afvalstoffen
.
De
vloeistof
die
na
bloedstolling
overblijft
,
noemen
we
serum
.
