Print Quiz: der, die of das 2 ()

1.

het is DAS Mädchen omdat

A.

Mädchen vrouwelijk is

B.

Mädchen eindigt op de verkleinvorm -chen en verkleinvormen zijn altijd onzijdig

C.

Omdat jet HET meisje kunt zeggen

2.

Het is DAS Haus omdat

A.

Haus een ding is, dus dan kan het niet mannelijk of vrouwelijk zijn

B.

je voor Haus (huis) in het Nederlands "het" kunt zetten, dan is het meestal onzijdig (het)

3.

Het is DIE Wohnung omdat

A.

het eindigt op - ung en alles wat op -ung eindigt is onzijdig.

B.

het eindigt op - ung en alles wat op -ung eindigt is vrouwelijk.

4.

Het is DIE Kuh (Kuh = koe) omdat

A.

Kuh eindigt op -uh en dat is altijd vrouwelijk

B.

Kuh een vrouwelijk dier is

C.

Omdat je niet "het koe" zegt

5.

Frage is waarschijnlijk DIE Frage omdat

A.

het op een -e eindigt

B.

het met een F begint

C.

het niet mannelijk of onzijdig is