1
Ze rijden in België en in het buitenland. Dit zijn de ... treinen
2
Ze rijden tijdens drukke vakantieperiodes. Dit zijn de ... treinen.
3
Ze verbinden grote en kleine steden met elkaar. Dit zijn de ... treinen.
4
Ze verbinden met een hoge snelheid de grote steden met elkaar. Dit zijn de ... treinen.
5
Ze rijden alleen tijdens drukke periodes. Dit zijn de ... treinen
6
Ze stoppen vaak en pikken in elk station reizigers op. Dit zijn de ... treinen.
7
De organisatie die voor het treinvervoer in België zorgt is de ... (afkorting).