New Activity
Ico create Educaplay New Activity
All the activities
Play Quiz
1. 
Je tilt je boekentas op.
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
2. 
Je rekt een veer uit.
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
3. 
Je houdt een veer uitgerekt.
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
4. 
Een dakpan valt naar beneden
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
5. 
Een bungeespringer wordt afgeremd door een elastiek
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
6. 
Een tractor trekt een aanhangwagen
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
7. 
Een boot drijft op het water
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.
8. 
Je vertrekt met je fiets
A.
Er wordt geen arbeid verricht.
B.
Er wordt positieve arbeid verricht.
C.
Er wordt negatieve arbeid verricht.