New Activity
Play Quiz
1. 
Als de leveranciers met de bank worden betaald zal het volgende gebeuren:
A.
De leverancier en de bank worden gecrediteerd.
B.
De leverancier wordt gedebiteerd en de bank wordt gecrediteerd.
C.
De leverancier wordt gecrediteerd en de bank wordt gedebiteerd.
D.
De leverancier en de bank worden gedebiteerd.
2. 
Op de rekening handelsvorderingen staat een bedrag van €1500 op de debetzijde en een bedrag van €1000 op de creditzijde. Hoeveel is het saldo en wat voor saldo hebben we?
A.
€500 en een creditsaldo
B.
€500 en debetsaldo
C.
€1500 en een creditsaldo
D.
€1500 en een debetsaldo
3. 
De bedragen op de creditzijde en de debetzijde van een T-rekening zijn altijd gelijk?
A.
Dit is juist.
B.
Dit is fout.
4. 
Er is T-rekening voor elke component op de balans.
A.
Dit is fout.
B.
Dit is juist.
5. 
Als we van klanten geld ontvangen in de kas, zal het volgende gebeuren:
A.
De kas en de handelsvorderingen worden beide gedebiteerd.
B.
De kas wordt gedebiteerd en de handelsvorderingen worden gecrediteerd.
C.
De kas wordt gecrediteerd en de handelsvorderingen worden gedebiteerd.
D.
De kas en de handelsvorderingen worden beide gecrediteerd.