New Activity
Play Quiz
1. 
Hoe vaak komt de noot F voor in dit voorbeeld?
A.
0
B.
1
C.
3
D.
5
2. 
Hoe vaak komt de noot Fis voor in dit voorbeeld?
A.
1
B.
3
C.
5
D.
7
3. 
Hoelang geldt het kruis aan de sleutel?
A.
Alleen de eerste noot
B.
Alleen de eerste maat
C.
De hele regel
4. 
Wat zijn de notenamen van de derde maat?
A.
d-f-e-f-d
B.
dis-fis-e-fis-dis
C.
d-fis-e-f-d
D.
d-fis-e-fis-d
5. 
De b wordt in dit voorbeeld een bes. Hoe weet je dat
A.
De mol komt alleen voor de noot b voor
B.
De mol aan de sleutel staat op het lijntje van de noot b
C.
Het molteken is de letter b
D.
De b wordt helemaal geen bes
6. 
Hoe vaak komt de noot bes in deze regel voor?
A.
6 keer
B.
5 keer
C.
4 keer
D.
3 keer
7. 
Hoe vaak komt de bes als kwartnoot voor?
A.
0 keer
B.
1 keer
C.
2 keer
D.
3 keer
8. 
Hoe heten de noten in maat 3?
A.
g-a-bes-c-d-e
B.
a-c-b-c-d-e
C.
c-e-d-e-f-g
D.
a-c-bes-c-d-e
9. 
Het voorteken in dit voorbeeld zorgt er voor......
A.
dat enkele noten lager gaan klinken
B.
dat enkele noten hoger gaan klinken
C.
dat alle noten hoger gaan klinken
D.
dat alle noten lager gaan klinken
10. 
Het voorteken in dit voorbeeld zorgt er voor......
A.
dat enkele noten lager gaan klinken
B.
dat enkele noten hoger gaan klinken
C.
dat alle noten hoger gaan klinken
D.
dat alle noten lager gaan klinken