New Activity
Play Quiz
1. 
De kat springt op een kast
A.
waarnemen
B.
observeren
2. 
De kat springt op een kast, en een boek valt om.
A.
waarnemen
B.
observeren
3. 
Een boek valt om. Je kijkt hoe de vrouw reageert op het geluid van het vallende boek
A.
waarnemen
B.
observeren
4. 
Het kind bloost.
A.
waarnemen
B.
observeren
5. 
Je voelt aan het hoofd van het kind. Het kind gloeit.
A.
waarnemen
B.
observeren