1
Gletsjer die een groot ijsveld vormt op een betrekkelijk vlak en hoog gedeelte van het gebergte.
2
Bekendste schaatswedstrijd in Nederland.
3
Aan de benedengrens van een gletsjer, waar de gletsjerbeek ontstaat.
4
Opnieuw op gang gekomen bloedcirculatie zorgt ervoor dat afvalstoffen zich verplaatsen door het lichaam, hierdoor worden de organen vergiftigd.
5
Gletsjer dat het dal in de bergen volgt.
6
Een lawine waarbij een groot pakket (tot aan de ondergrond) sneeuw van de helling glijdt.
7
Het start- en eindpunt van de bekendste schaatswedstrijd in Nederland.
8
Gebergtekom waar sneeuw verandert in firn.
9
Een lawine waarbij dikke lagen losse poedersneeuw van de helling glijden.
10
Nederlandse provincie waar de bekendste schaatswedstrijd wordt gereden.
11
Proces dat glaciaal ijs vormt.
12
Een min of meer tongvormige ijsmassa, die door zijn eigen gewicht als een brede ijsstroom langzaam naar beneden glijdt.
13
Het drijvend deel van een gletsjer dat in zee eindigt.
14
Heuvel die een indicatie geeft tot waar de gletsjer kwam.
15
Gletsjer die onafhankelijk is van de topografie van de ondergrond, bestaat uit twee of drie km dikke ijskappen.
16
Het losmaken, optillen en wegvoeren van bodemdeeltjes door wind, water of ijs.
17
Door een gletsjer afgezet puin.
18
Een vroeger firnbekken waar de sneeuw tot firn werd omgezet.
19
Depressie ontstaan nadat dood-ijs verdween.
20
Een diepe insnijding in de kust, ontstaan door gletsjers.
21
Afzettingen ontstaan in een ijstunnel.
22
De benaming van een rivierdal.
23
De benaming van een gletsjerdal.
24
Sneeuwijs, dicht samengedrukte ijskorrels die een witte kleur hebben.
