Biologie: BloedsomloopOnline version Meerkeuzevragen: Duid het juiste antwoord aan. by Morgane Dendas 1 Wat is de functie van rode bloedcellen en welke stof bevindt zich in deze bloedcellen? a het doden van ziekteverwekkers; voedingsstoffen b vervoer van zuurstof; hemoglobine c zorgt voor bloedstolling; hemoglobine d vervoer van zuurstof; bloedplasma 2 Twee uitspraken: Kino zegt: Iemand met bloedgroep B heeft geen antistoffen in het plasma zitten Winston zegt: Iemand met Bloedgroep O kan een donatie met rode bloedcellen krijgen van een persoon met bloedgroep A. Wie heeft gelijk? a Winston heeft gelijk. b Kino heeft gelijk. c Beide ongelijk. d Beide gelijk. 3 In de .................................. stroomt bloed dat rijk is aan koolstofdioxide a Longader b Poortader c Darmslagader d Aorta 4 Welk deel van het bloed van een roker bindt of welke delen binden koolstofmonoxide? a de bloedplaatjes. b de witte bloedcellen c de rode bloedcellen d het bloedplasma 5 Bij de bloedstolling vinden onder andere de volgende processen plaats: 1 Er ontstaat een korstje ; 2 Er vormt zich een netwerk van draden ; 3 Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine ; 4 Uit bloedplaatjes komen stoffen vrij. In welke volgorde vinden deze gebeurtenissen plaats? a 1 - 4 - 3 - 2 b 4 - 3 - 2 - 1 c 2 - 3 - 1 - 4 d 3 - 2 - 4 - 1 6 Welke stof wordt op de beschadigde plaats bij het stollen van het bloed gevormd? a hemoglobine b fibrinogeen c fibrine d etter 7 Bij welke behandeling wordt een ballonetje gebruikt om een kransslagader te verbreden? a Bypass b Dotteren c Pacemaker d Katheterisatie 8 Op welke wijze komt lymfe weer in het bloed terecht? a via de lymfevaten die in de linkerboezem uitmonden b via de lymfevaten die in de rechterboezem uitmonden c via de lymfevaten die in de bloedvaten onder het sleutelbeen uitmonden d via de lymfevaten die in de bovenste holle ader uitmonden 9 Vanuit het rechterbeen van de mens stroomt bloed terug naar het hart. Door welke bloedvaten stroomt dit bloed terug naar het hart? a door de rechterbeenader en de onderste holle ader. b door de rechterbeenslagader en de onderste holle ader. c door de rechterbeenader en de aorta. d door de rechterbeenslagader en de aorta.