De
computer
gebruikt
____________________
om
tijdelijk
de
instructies
en
de
gegevens
te
____________________
waarmee
hij
bezig
is
.
Het
werkgeheugen
bestaat
uit
kleine
kaartjes
(
modules
)
die
op
het
____________________
ingeplugd
worden
.
Omdat
het
werkgeheugen
rechtstreeks
op
het
moederbord
zit
,
wordt
het
ook
vaak
____________________
geheugen
genoemd
.
Het
werkgeheugen
is
supersnel
maar
____________________
:
het
verliest
zijn
inhoud
als
de
stroom
uitvalt
.
De
voeding
voorziet
de
verschillende
computeronderdelen
van
de
nodige
____________________
____________________
en
zorgt
voor
het
____________________
van
wisselstroom
in
gelijk¬stroom
.
Op
de
harde
schijf
kun
je
programma's
en
documenten
____________________
.
In
tegenstelling
tot
bij
het
werkgeheugen
blijven
de
gegevens
wel
____________________
als
de
computer
uitgeschakeld
wordt
.
Het
is
een
____________________
geheugen
:
je
kunt
er
gegevens
voor
lange
tijd
op
bewaren
.
De
harde
schijf
zit
vastgeschroefd
in
de
____________________
.
Men
spreekt
daarom
ook
van
de
____________________
schijf
.
De
harde
schijf
wordt
via
een
kabel
met
het
moederbord
verbonden
:
het
is
een
____________________
geheugen
.
De
systeemkast
is
een
stevige
____________________
voor
de
____________________
binnenin
.
Achteraan
zie
je
de
openingen
voor
de
verschillende
____________________
.
De
videokaart
of
____________________
kaart
verbindt
je
computer
met
het
____________________
.
Ook
deze
kaart
zit
bij
de
nieuwste
computers
gewoon
op
het
____________________
.
De
geluidskaart
.
Op
deze
kaart
kan
je
____________________
of
een
____________________
aansluiten
,
zodat
je
____________________
kan
horen
.
(
de
groene
ingang
)
.
Via
de
netwerkkaart
kun
je
je
pc
met
een
____________________
verbinden
.