New Activity
Play Matching Pairs

Ik ga morgen zwemmen.

Jullie gaan vanavond slapen.

Wij gaan de stoelen tellen.

Hij gaat een fruitsap drinken.

Jij gaat vertrekken.

Je vais nager demain.

Vous allez dormir ce soir.

Tu vas partir.

Il va boire un jus de fruits.

Nous allons compter les chaises.