1
Vocht tussen de cellen van weefsel.
2
Vervoeren zuurstof naar de hartspier.
3
Brengt bloed vanuit het hart naar de longen toe.
4
Bindt met zuurstof.
5
Bloedvaten die maar één cellaag dik zijn.
6
Het samentrekken van de kamers
7
De holtes waar bloed het hart binnenkomt
8
Slagader dat bloed uit het hart wegpompt
9
Vocht in de lymfevaten
10
bloedvat met kleppen