1
iemand die met een auto in de verkeerde richting rijdt op de weg
2
Hier mag je maximum 120km/u rijden.
4
De trein heeft 15 minuten .........................(= later komen).
6
een document dat bewijst dat je mag autorijden
7
Hij moet aan deze halte ..........................(= niet opstappen)
9
oversteekplaats
10
Voor te snel rijden in de stad kan je een .....................krijgen.
11
Je hebt een lekke .......................
12
wat je meeneemt (= kleren, schoenen, ...) op vakantie
13
rap
14
Elke morgen is er ........................richting Brussel.