Als
de
zomer
voorbij
is
begint
de
____________________
.
Dat
merk
je
niet
direct
.
Er
verandert
wel
steeds
meer
.
In
de
herfst
wordt
het
kouder
.
Je
kan
bijna
niet
meer
zonder
jas
naar
buiten
.
Er
komen
____________________
.
Het
waait
en
regent
dan
hard
.
Het
kan
ook
flink
____________________
.
De
wind
loeit
dan
om
het
huis
.
Soms
is
het
erg
____________________
.
Dit
is
gevaarlijk
voor
het
verkeer
.
Je
ziet
dan
bijna
niks
.
Als
je
naar
school
gaat
is
het
nog
niet
helemaal
licht
.
De
lampen
moeten
nog
aan
.
En
als
je
uit
school
komt
wordt
het
al
snel
donker
.
We
zeggen
dan
:
de
dagen
worden
____________________
.
Ook
's
nachts
wordt
het
kouder
.
Er
komt
____________________
.
Dat
betekent
dat
het
's
nachts
zo
nu
en
dan
een
beetje
vriest
.
In
de
herfst
verandert
er
ook
veel
in
het
bos
.
De
bladeren
krijgen
allerlei
____________________
.
Ze
worden
rood
,
bruin
en
geel
.
Het
is
een
mooi
gezicht
.
In
de
herfst
vallen
de
bladeren
van
de
bomen
.
De
vruchten
aan
de
bomen
zijn
rijp
.
Deze
vruchten
vallen
van
de
bomen
.
Kastanjes
,
eikels
en
beukennootjes
zijn
____________________
.
Kastanjes
groeien
aan
de
kastanjeboom
,
eikels
aan
de
____________________
,
beukennootjes
aan
de
____________________
en
dennenappels
aan
de
den
.
Bomen
met
bladeren
heten
____________________
.
Deze
bomen
verliezen
hun
bladeren
in
één
keer
.
Bomen
met
naalden
heten
____________________
.
Deze
bomen
verliezen
hun
naalden
niet
allemaal
tegelijk
,
daarom
blijven
ze
altijd
groen
.