New Activity
Play Quiz
1. 
Ik ga een medicijn halen bij de apotheek.
2. 
Het kind en de leerkracht gaan naar school.
3. 
Ik moet brood gaan kopen bij de bakker en de afwas doen.
4. 
Dat moet fantastisch zijn!
5. 
De politieagent en de directeur werken op het politiekantoor.
6. 
Mijn God!
7. 
Er zijn veel zieken bij de dokter in het ziekenhuis.
8. 
Niets aan te doen!