New Activity
Play Quiz
1. 
De opmeting van terreinen begin je best door een KLE te kiezen op het terrein zelf
A.
neen
B.
ja
2. 
Je hebt steeds twee referentiepunten nodig om te kunnen starten.
A.
neen
B.
ja
3. 
Een referentiepunt bestaat steeds uit een vast menselijk aangebracht object, meestal één dat reeds op bepaalde kaarten aanwezig is.
A.
neen
B.
ja
4. 
Duidt het beste referentiepunt aan.
A.
lantaarnpaal
B.
eeuwenoude eik
C.
staalnamepunt voor grondwatermetingen
5. 
Voor de daadwerkelijke meting heb ik alleen maar een meter nodig.
A.
neen
B.
ja
6. 
De stelling van pythagoras is eigenlijk overbodig zolang ik de sinusregel maar ken.
A.
neen
B.
ja
7. 
De stelling en pythagoras en de sinusregel zijn nodig om de oppervlakte uit te zetten ten opzichte van de referentielijn
A.
neen
B.
ja
8. 
De stelling van pythagoras dient om een rechte hoek te kunnen maken van waaruit verder opgemeten kan worden.
A.
neen
B.
ja
9. 
De loodlijn wordt gebruikt om...
A.
geen ijzer te moeten gebruiken
B.
rechte hoeken uit te zetten.
C.
een niet rechte lijn tussen twee referentiepunten recht te maken
10. 
terreinopmetingen zijn ..... als je eenmaal weet hoe je eraan moet beginnen
A.
gemakkelijk
B.
moeilijk