Vroeger
____________________
ze
alleen
overdag
,
nu
werkt
ze
ook
's
avonds
.
Vroeger
____________________
ze
Engels
en
Nederlands
aan
de
universiteit
,
nu
studeren
haar
cursisten
Nederlands
.
Vroeger
____________________
ze
in
Gent
,
nu
woont
ze
in
Merelbeke
.
Vroeger
____________________
ze
spelletjes
met
haar
vader
,
nu
speelt
ze
spelletjes
met
haar
kinderen
.
Vroeger
____________________
zij
meestal
,
nu
kookt
haar
man
meestal
.
Vroeger
____________________
ze
elke
dag
,
nu
fietst
ze
bijna
nooit
.
Vroeger
____________________
ze
brieven
en
kaarten
,
nu
stuurt
ze
e
-
mails
en
sms'en
.
Vroeger
____________________
ze
foto's
met
haar
fototoestel
,
nu
maakt
ze
foto's
met
haar
gsm
.
Vroeger
____________________
ze
altijd
met
haar
gsm
,
nu
belt
ze
dikwijls
via
internet
.
Vroeger
____________________
ze
Spaans
in
de
klas
,
nu
leert
ze
Spaans
in
de
pauze
.