New Activity
Play Froggy Jumps
1. Hoe gaat het met Frank?
A
Met haar gaat het goed.
B
Met hem gaat het goed.
C
Met ons gaat het goed.
2. Hoe gaat het met Sanne?
A
Met haar gaat het goed.
B
Met hem gaat het goed.
C
Met hen gaat het goed.
3. Hallo Henk, hoe gaat het met jou?
A
Met mijn gaat het goed.
B
Met ik gaat het goed.
C
Met mij gaat het goed.
4. Jan en Janny, hoe gaat het met jullie?
A
Met u gaat het goed.
B
Met ons gaat het goed.
C
Met onze gaat het goed.
5. Hoe gaat het met Joop en Jaap?
A
Met hen gaat het goed.
B
Met hem gaat het goed.
C
Met het gaat het goed.
6. Goedemorgen meneer De Jong, hoe gaat het met
A
u?
B
uw?
C
jou?
7. Hallo Jos, hoe gaat het met
A
u?
B
jou?
C
jouw?
8. Hallo Jan en Henk, hoe gaat het met
A
jullie?
B
jou?
C
u?
9. Goedemorgen meneer en mevrouw Van Veen, hoe gaat het met
A
u?
B
uw?
C
jullie?
10. Gaat het goed met ..., Klaas?
A
u
B
jouw
C
jou