New Activity
Play Froggy Jumps
1. Dit is een ____
A
glas
B
fles
C
kopje
2. Hij gaat via de _____ naar boven.
A
trap
B
lift
C
trein
3. Zij eet een _____.
A
uitsmijter
B
broodje gezond
C
tosti
4. Ze draagt een ______.
A
gele jurk
B
groene jurk
C
gele jas
5. Gas is heel erg _____ geworden.
A
duur
B
groot
C
goedkoop
6. Ze zijn net _____.
A
geboren
B
gescheiden
C
getrouwd
7. Delft ligt in ______ tussen de steden ______ en heeft meer dan honderd duizend inwoners.
[Pista de audio]
A
Utrecht / Utrecht en Rotterdam
B
Noord-Holland/ Den Haag en Rotterdam
C
Zuid-Holland / Den Haag en Rotterdam
8. Gisteren moesten we een _____ bellen.
A
elektricien
B
loodgieter
C
postbode
9. De _____ meet de bloedroek van de patient.
A
verkoopster
B
verpleegkundige
C
verkoper
10. De ______ heeft vandaag 6 lessen.
A
docent
B
docente
C
leraar
11. Als de ______ open is, kunnen schepen doorvaren, maar kunnen weggebruikers er niet overheen.
A
brug
B
weg
C
pad
12. In het hart van historisch en politiek ______ ligt het Mauritshuis, een museum. Je vindt er meesterwerken van Johannes Vermeer en Rembrandt, waarvoor jaarlijks honderdduizenden ______ van over de hele wereld naar het museum komen.
A
Den Haag // bezoekers
B
Den Haag // toerist
C
Amsterdam // bezoekers
13. Alle drie mannen dragen _____.
A
korte broeken
B
broeks
C
spijkerbroeken
14. Nederlanders denken dat _____ heerlijk zijn met een klontje boter en wat poedersuiker.
A
poffertjes
B
poffertje
C
pannekoek
15. Wij kunnen alleen praten als mij vrouw in ____ is gevallen...
A
geslapen
B
slapen
C
slaap