1
onderzoeken
2
oversteken
3
scheiden
4
opstaan
5
schrijven
6
springen
7
schijnen
8
ontbijten
9
meenemen
10
nakijken
11
sluiten
12
spreken
13
slapen
14
snijden
15
moeten
16
mogen
17
rijden
18
roepen
19
nemen
18
6
13
3
4
2
17
1
7
11
5
8
12
10
9
15
19
16