1
De baby\'s ... (huilen) gisteren heel luid.
2
De politieagenten ... (rennen) door de Dorpsstraat achter de dief.
3
Twee vriendinnen ... (zitten) op een brommer.
4
Nemo ... (zwemmen) samen met zijn vrienden in de zee.
5
De brandweerwagen ... (rijden) gisteren in volle vaart naar het brandende huis.
6
Ik ... (denken) dat het helemaal niet juist is.
7
Femke ... (komen) een uur te laat op school.
8
Sam ... (winnen) altijd.
9
De tijger ... (zijn) ontsnapt uit de dierentuin.