New Activity
Play Quiz
1. 
Ik ben vandaag met de auto. (Het regent.)
2. 
Gisteren hadden we geen les. (Onze leraar was ziek.)
3. 
We krijgen extra veel huiswerk. (Onze docente ligt in het ziekenhuis.)
4. 
Ik ga zaterdags altijd naar de film. (Een mens heeft ontspanning nodig.)
5. 
Ik ben te laat. (Ik heb me verslapen.)
6. 
We volgen deze cursus. (We willen Nederlands leren.)
7. 
Ze draagt een bril. (Ze heeft slechte ogen.)
8. 
Ik drink geen koffie. (Ik vind hem niet lekker en ik drink liever thee.)
9. 
We eten altijd bruin brood. (Het is gezonder.)