New Activity
Play Froggy Jumps
1. Zij maakt het ____ open.
A
tas
B
blik
C
deur
2. Ze zijn net ________.
A
vertrokken
B
aangekomen
C
gevlogen
3. Hij kan niet ______.
A
rijden
B
betalen
C
kiezen
4. Hij is van de ______ gevallen.
A
berg
B
trap
C
boom
5. Attila heeft geen gewone ______; Hij heeft een robot_____.
A
loodgieter
B
stofzuiger
C
waterkoker
6. Het kleine meisje is _____ voor honden.
A
bang
B
bekend
C
trots
7. Vanwege de hoge aardgasprijzen is ook elektriciteit veel ______ geworden.
A
goedkoper
B
duurder
C
betaalbaarder
8. Deze man is nogal _____.
A
aardig
B
baas
C
boos
9. Als je op bezoek gaat bij iemand in Nederland dan krijg je één koekje en dan gaat de trommel ______.
A
dicht
B
open
C
leeg
10. Ik geef het boek aan _____.
A
zij
B
hun
C
hen
11. Ze draagt een dure _____.
A
trui
B
jurk
C
das
12. Ik geef _____ het boek.
A
zij
B
hen
C
hun
13. Waarom zijn er oortjes in haar oren?
[Pista de audio]
A
Om anderen niet te storen.
B
Om naar muziek te luisteren.
C
Om Andi in de bus te storen.
14. Kies de juiste zin.
[Pista de audio]
A
René wil Naomis uitnodiging graag accepteren want ze is zijn beste vriendin.
B
Naomi kan niet naar Renés feest komen omdat ze moet werken.
C
René kan niet naar Naomis feest komen omdat hij moet werken.
15. De vrouw neem de jam uit de ______.
A
nachtkastje
B
keukenkastje
C
koelkast
16. In deze winkel ______ men schoenen.
A
betaalt
B
aantrekt
C
verkoopt
17. Je moet je haar laten _____. Ga naar je _____.
A
knippen // kapper
B
knippen // kapster
C
groeien // verkoopster
18. De ______ heeft mijn bloeddruk gemeten.
A
verpleegster
B
verpleegkundig
C
verpleger
19. Er is een vogel op het _____.
A
schoorsteen
B
zolder
C
dak
20. Een groot ______ geeft veel natuurlijk licht.
A
raam
B
gordijn
C
zolder