1
blazen
2
invullen
3
vooruitgaan
4
vinden
5
aansteken
6
verwittigen
7
lijken
8
dalen
9
remmen
10
kiezen
11
raken
12
branden
13
eten
14
blijven
15
beschadigen
16
veroorzaken
17
openen
18
eindigen
19
straffen
20
roken
4
16
1
2
17
7
13
12
19
3
15
10
20
8
14
11
6
18
9