New Activity
Play Quiz
1. 
Wie is het hoofdpersonage van het boek?
A.
Ken
B.
Nikki
C.
Ilona
2. 
Wat is er mis met die persoon?
A.
de persoon is doof
B.
de persoon zit in een rolstoel
C.
de persoon is blind
3. 
Haar beroep is ... .
A.
pianolerares
B.
secretaresse
C.
buschauffeur
4. 
Wat is haar hobby?
A.
piano spelen
B.
koken
C.
met de computer spelen
5. 
Wat wil zij heel graag doen?
A.
een concert geven met de piano
B.
een reis rond de wereld maken
C.
alleen wonen
6. 
Waar ontmoet zij een lieve man?
A.
bij de bushalte
B.
in de muziekschool
C.
in de supermarkt
7. 
Haar vriend ... .
A.
heeft geen werk
B.
rijdt te snel
C.
rijdt te traag
8. 
Wanneer gebeurt er een ongeluk?
A.
op een avond
B.
op een morgen
C.
op een middag
9. 
Nikki wil zo snel mogelijk ... .
A.
naar de gevangenis
B.
naar de markt
C.
naar het ziekenhuis
10. 
Wat zegt NIkki tegen haar moeder?
A.
"Ken is mijn vriend."
B.
"Ken rijdt te snel."
C.
"Ken en ik gaan trouwen."