New Activity
Play Quiz
1. 
Je weegt 6,00 mol CaCO3 in een beker. Wat is de massa van deze hoeveelheid CaCO3?
A.
600 g
B.
0,06 g
C.
16 g
2. 
Je weegt 8,00 mol Na2CO3 af in een beker, wat is de massa van deze hoeveelheid Na2CO3?
A.
13,3 g
B.
848 g
C.
0,0755 g
3. 
Indien de massa van een bepaalde stof gekend is kan het aantal mol ervan berekend worden door de formule m = n . M om te vormen. Hoe zal deze formule er dan uitzien?
A.
n = m . M
B.
n = M/m
C.
n = m/M
4. 
In het labo moet je 10,0 g NaOH afwegen om hierna een NaOH-oplossing te maken. Bereken hoeveel mol NaOH je nadien zal oplossen.
A.
0,250 mol
B.
4,00 mol
C.
400 mol
D.
250 mol