New Activity
Play Quiz
1. 
Is dit een grens?
A.
Ja
B.
Neen
2. 
Heeft iedereen grenzen?
A.
Ja
B.
Neen
3. 
Wat is de grens van dit kind?
A.
Het kind is boos.
B.
Het kind kan niet lezen.
C.
Het kind kan niet spelen door een gebroken been.
D.
Het kind is te klein.
4. 
Wat is de grens van deze vrouw?
A.
De vrouw is doof.
B.
De vrouw heeft een hond.
C.
De vrouw is blind.
D.
De vrouw kan niet snel lopen.
5. 
Waar trekken we de grens als iemand zo naar ons kijkt?
A.
Dicht bij het boze kind.
B.
Dicht bij onszelf.