New Activity
Play Quiz
1. 
van een kikker kun je geen veren plukken =
A.
er valt niets te halen bij een kikker die niets heeft
B.
waar niets is, valt niets te halen
C.
ook als een kikker wordt gefolterd, levert hij geen veren op
D.
Je hoort het vaak, maar zo zeg je dat niet. Het moet zijn: 'Van een kale kip kun je niet plukken'.
2. 
Je schaapjes op het droge hebben =
A.
je hebt ruim voldoende geld verdiend om van te leven, zonder nog te hoeven werken
B.
je kunt rustig slapen want je schaapjes naar droge gronden worden geleid en ook bij hoge vloed nooit onder water lopen
C.
wie er op tijd aan dacht de schapen in veiligheid te brengen, verloor geen schapen.
D.
je kon je schapen op het nippertje redden en nu denk je dat je je zaken voor elkaar hebt
3. 
als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen/ ganzen =
A.
Als iemand onverwacht overdreven vriendelijk (schijnheilig) doet, kun je hem vertrouwen.
B.
van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil
C.
een huichelaar is niet te vertrouwen
D.
je zou ervoor moeten zorgen dat je ganzen niet verveeld raken door het passieverhaal