(
gaan
)
Vorig
jaar
____________________
we
op
schoolreis
naar
Planckendael
.
(
brengen
)
De
chauffeur
____________________
ons
er
naartoe
met
de
bus
.
(
rijden
)
Hij
____________________
heel
veilig
.
(
lopen
)
's
Morgens
____________________
we
een
tijdje
door
het
park
.
(
zien
)
We
____________________
al
heel
wat
leuke
dieren
!
(
vragen
)
De
meester
____________________
wat
ons
lievelingsdier
is
.
(
antwoorden
)
Ik
____________________
dat
ik
het
meest
van
de
apen
houdt
.
(
eten
)
'
s
Middags
____________________
we
onze
lunch
op
het
gras
.
(
praten
)
Tijdens
het
eten
____________________
we
gezellig
met
elkaar
.
(
bezoeken
)
Vervolgens
____________________
we
de
rest
van
het
park
.
(
spelen
)
Tot
slot
____________________
we
nog
wat
in
de
speeltuin
.
(
vertrekken
)
.
Om
16
u
____________________
we
terug
naar
huis
.
(
vinden
)
Ik
____________________
het
een
hele
toffe
dag
!