New Activity
Play Froggy Jumps
1. Spring naar een bijvoeglijk naamwoord
A
witte
B
lopen
C
zeehond
2. Spring naar een werkwoord
A
groene
B
zitten
C
vuurtoren
3. Spring naar een zelfstandig naamwoord
A
zwarte
B
hond
C
liggen
4. In welke zin zie je een bijvoeglijk naamwoord?
A
De man loopt weg.
B
De hond slaapt in de mand.
C
De zeehond ligt op de koude sneeuw.
5. Welk bijvoeglijk naamwoord past het best in deze zin: De ___ slak kruipt moedig door.
A
slome
B
snelle
C
sluwe
6. Welk woord is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
dokter
B
lieve
C
krachtige
7. Welk woord is geen werkwoord?
A
zwemmen
B
jonge
C
groeien
8. Spring naar het werkwoord
A
zingen
B
kip
C
laptop
9. Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een woord dat je kunt doen.
B
Een woord dat een mens, dier, ding, plaats of plant is.
C
Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
10. Wat is een werkwoord
A
Een woord voor een mens, dier, ding, plaats of plant.
B
Een woord dat je kunt doen (doewoord)
C
Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord.
11. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Een woord voor een mens, dier, ding, plaats of plant.
B
Een woord dat iets zegt over een mens, dier of ding.
C
Een doewoord.