New Activity
Play Froggy Jumps
1. Waar ben je nu?
A
Ik ben in het ziekenhuis.
B
Ik werk in een ziekenhuis.
C
Hij is thuis.
2. Dit is een _____.
A
ziekenhuis
B
kantoor
C
school
3. Dit is een _____.
A
Belgische
B
vrouw
C
man
4. ____ woon je?
A
In waar
B
Waar
C
Waar nu
5. _____ heet jij?
A
Waar
B
Hoe
C
Wie
6. ____ je ook geboren in Brussel?
A
Bent
B
Ben
C
Is
7. Ik ____ _____ Nederland.
A
koom uit
B
kom uit
C
kom vandaan
8. _____ hij ook in Breda?
A
werkt
B
werk
C
weerk
9. Prettig met u _____ te maken.
A
kennis
B
kantoor
C
kennen
10. Je bent Belgische. Klopt dat? Je naam klinkt nogal _____.
A
Belgische
B
Belgisch
C
Belg
11. _____ ze nu ook in Hongarije?
A
Is
B
Bent
C
Ben
12. Jan _____ niet uit Nederland.
A
komen
B
komt
C
kom
13. ____ hij ook Hans?
A
Werk
B
Heet
C
Zeggen
14. Dag!
A
Dag!
B
Bedankt!
C
Gefeliciteerd!
15. Ze is _____.
A
docente
B
docent
C
Belg
16. _____ Amsterdam in Nederland?
A
Waar
B
Bent
C
Is
17. _____ hier al iemand?
A
Zit
B
Zeg
C
Wat
18. _____?
A
Wat zeg je?
B
Wat zeg u?
C
Wat zeg ze?
19. Goedemorgen!
A
Goedemorgen!
B
Tot ziens!
C
Gefeliciteerd!
20. _____ u ook naar Brussel?
A
Gaat
B
Ga
C
Gaan