New Activity
Play Matching Game
1. Spreekwoord 1
2. Spreekwoord 2
3. Spreekwoord 3
4. Spreekwoord 4
5. Spreekwoord 5
6. Spreekwoord 6
7. Spreekwoord 7
8. Spreekwoord 7
9. Spreekwoord 8
10. Spreekwoord 9
11. Spreekwoord 10
12. Spreekwoord 11

Hij voelt zich heel slecht.

Bij die film krijg ik kippenvel.

Die jongen kan rennen als een haas.

Ze ziet heel rood.

Ze let op alles.

Ze is heel lief.

Opa is een heer in het verkeer.

Miet is zo lief als een poes.

Hij weet heel veel.

Hij weet een heleboel.

Ze loopt heel zenuwachtig.

Zus ziet zo rood als een tomaat.

Hij is zo blind als een mol.

Riet loopt op de tippen van haar tenen.

Hij is zo slim als een vos.

Cato danst zo lenig als een kat.

Broer voelt zich rot.

Ik vind het echt heel erg, mooi, spannend, .. Ik voel het aan mijn huid.

Simon ziet dat niet.

Hij rijdt en laat mensen voor.

Ze kan heel goed dansen.

Juf houdt alles goed in de gaten.

Hij kan vlug lopen.

Die jongen is heel slim.