New Activity
Play Quiz
1. 
De braadpan
A.
de bakker
B.
de slager
C.
de kok
D.
de metselaar
2. 
het baksteen
A.
de slager
B.
de metselaar
C.
de lerares
D.
de dierenarts
3. 
het schaar
A.
de leraar
B.
de kapster
C.
de kapper
D.
de politieagent
4. 
de termometer
A.
de postbode
B.
de electricus
C.
de architekt
D.
de verpleger
5. 
de computer
A.
de boekhouder
B.
de leraar
C.
de kinderarts
D.
de bankbediende
6. 
de kraan
A.
de astronaut
B.
de architekt
C.
de schilder
D.
de loodgieter
7. 
het bord
A.
de piloot
B.
de leraar
C.
de lerares
D.
de informaticus
8. 
de fiets
A.
de brandweerman
B.
de kinderarts
C.
de wielrenner
D.
de apotheker
9. 
het fluitje
10. 
de vliegtuig