1
Gisteren ... pa een briefje naar de directeur.
2
Vorige zondag ... oma ons een glaasje limonade in.
3
Ik ... vanmorgen mooi in de rij.
4
Vorig jaar ... wij een fiets voor onze verjaardag.
5
Gisteren ... pa zich in zijn vinger.
6
Onze poes is dood. Wie ... allemaal van de poes?
7
Wie ... gisteren een uurwerk op het strand?
8
Gisteren ... ik heel snel naar school.
9
Mijn zusje ... deze ochtend vroeg wakker.
10
Vorige week ... ik dat spannende boek.